Het Dahomey dwergrund
Het Dahomey koetje is van oorsprong een exotisch rund dat omstreeks 1900 door kolonisten en grootwildhandelaren voor dierentuinen naar Europa werd gebracht.
Oorsprong
In het continent van oorsprong - West-Afrika, in het voormalige Belgische Congo, het huidige Benin - had het dier door zijn kleine afmeting eerder een rituele dan een economische waarde. Dit is ook de reden dat het dier zowel als vlees- en melkleverancier nagenoeg geen betekenis heeft en daarom in Europa eerder tot het parkvee gerekend wordt. Enkele kleine populaties Dahomey, in de oorspronkelijke streken bekend onder de naam Mayumbe of Somba, komen in het land van oorsprong verspreid voor in alle bij ons bekende koeienkleuren, waarbij de kleur zwart de boventoon voert. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat zwart minder opviel voor roofdieren in het Afrikaanse struikgewas dan bont of lichtgekleurd.
Raskenmerken
De uniformiteit is bij de oorspronkelijke dieren (buiten het formaat) niet erg groot. Het huidige type dier, zoals wij het tegenwoordig kennen, is waarschijnlijk door inteelt en selectie ontstaan; een kleine koe waar bij de lichaamsverhoudingen gelijk staan aan die van een normaal rund. De hoogte van koeien varieert van 80 tot 100 cm, die van stieren 85 tot 110 cm, gemeten aan de schoft.
Het Dahomey rund kwam oorspronkelijk voor in moerassige gebieden (lagune-rund) wat bij veel dieren nog te zien is aan de ietwat grote platte 'voeten', waarbij de hoeven wat uit elkaar staan om het draagvlak in het moeras te vergroten.
Het spijsverteringsstelsel is ingesteld op vezelrijk plantaardig voedsel. Dit viel vooral op bij dieren die in de jaren 80 geleidelijk aan van dierentuinen in particulier bezit kwamen. Veel dieren hadden grote buiken die veel ruimte boden aan een goed ontwikkeld spijsverteringskanaal om het maximum aan voedingsstoffen uit een minimum aan voedselkwaliteit te halen.
In de loop der jaren zijn deze lichaamsproporties wat meer in verhouding gekomen door het verbeterde voedselaanbod van ruwvoer vanuit onze rijke veeweiden. Dit brengt echter weer het probleem met zich mee dat de dieren vaak last kunnen hebben van waterdunne diarree. Deze verschijnselen worden vaak abusievelijk voor de gevolgen van een wormbesmetting aangezien.
Verzorging
Ook nu nog gedijt de Europese Dahomey het best op een schrale vezelrijke weide, echter wel met een aanvulling van extra mineralen (mineralenblok of brok). Dit maakt het ras uitermate geschikt voor beweiding van natuurgebieden. Zonder regelmatig contact met mensen kunnen ze echter snel verwilderen. In de voor het publiek opengestelde terreinen is dit alleen maar gunstig, omdat ze de aanwezigheid van mensen niet echt opzoeken en eerder een veilige afstand bewaren in plaats van opdringerig te worden. Door hun 'platvoeten' zullen de dieren weinig begroeiing vernielen met hun hoeven.
Het Dahomey rund is winterhard en prima aan ons klimaat aangepast. In de winter hoeven ze niet binnen gehouden te worden; beschutting in de vorm van een open stal tegen regen en wind voldoet prima. Hier kunnen de dieren in de winter ook bijgevoerd worden. Het karakter en de aanhankelijkheid worden bepaald door de aard en intensiteit van het contact dat de verzorger met de dieren heeft en is vaak een afspiegeling van zijn eigen aard. Met andere woorden: ga je rustig en vertrouwelijk met je dieren om dan heb je rustige en vertrouwelijke dieren (stieren zijn hier soms een uitzondering en hebben dan wat overtuigingskracht nodig). De voortplanting verloopt in de meeste gevallen zonder tussenkomst van de mens.
Fokkerij
De gunstigste leeftijd om een jonge koe (vaars) te laten dekken is 15 maanden. Na een draagtijd van ongeveer 9 maanden wordt een kalf geboren, in de regel zonder tussenkomst van de mens. De bevalling neemt in de regel niet meer tijd in beslag dan een half uur, en vrij vlot na de geboorte zal het kalf na enige onbeholpen pogingen op de benen zijn en het uier van de moeder opzoeken. Wil men de koe apart van de kudde laten bevallen, dan is het verstandig het dier een week voor de te verwachten geboorte te scheiden van de kudde; echter wel zo dat ze oogcontact met de kudde houdt. In de wei zal het kalf zich de eerste dagen in een hoek en/of tussen het gewas verstoppen. Het kalf wordt af en toe bezocht door de koe om te voeden. Daarbij wordt tevens het buikje met de tong gemasseerd om de stofwisseling op gang te brengen. Het gewicht van de pasgeborene ligt tussen de 8 en 12 kg.
Na een paar dagen zal het kalf zijn moeder volgen en gaandeweg ook vast voedsel tot zich nemen. Vanaf 4 maanden kan het gespeend worden. De moeder wordt in de regel 2 tot 3 maanden na de geboorte van het kalf weer tochtig en zal bij samenweiding met een stier ook snel gedekt worden. Dit ritueel duurt een paar dagen, waarbij de stier een meer dan gewone belangstelling voor de koe aan de dag legt. Hij chaperonneert haar en zal proberen haar van de kudde af te scheiden. Zijn pogingen om haar te bespringen worden steeds frequenter. Deze periode noemt men de voorbronst en duurt 1 tot 2 dagen. Plotseling zal de koe zich gewonnen geven en zich meerdere keren laten dekken. Ook zal zij op haar beurt de stier bespringen en bij gebrek aan een eventuele minnaar ook haar collega-dames. Deze periode, de eigenlijke bronst, duurt ongeveer 8 uur. In deze periode geeft de koe minder melk, wat vaak aan het protesterende kalf te merken is.